Anton Valens – Chalet 152

Dit zou wel eens Anton Valens z’n laatste boek kunnen zijn. Hij is ongeneeslijk ziek, verklaarde hij onlangs in een interview. Dat nieuws stemt mij somber, want Valens is een van mijn favoriete Nederlandse auteurs. Geen auteur van één allesverblindend meesterwerk, maar een gestage oeuvrebouwer. Betrouwbaar, elke paar jaar een nieuw boek en, zolang als ik hem lees, altijd goed.

Ooit drukte mijn collega G. bij Linnaeus Boekhandel me zijn novelle Vis in handen, vergezeld door de aanbeveling ‘gaat over een jonge man op een boot, dus het zal jou wel aanspreken’. Dat had ze uitstekend ingeschat, want Vis smaakte me prima. Prompt werd de boekpresentatie van Vis ook bij ons in de boekhandel gehouden en bleek de schrijver waar ik nog nooit van gehoord had een hele winkel vol te kunnen krijgen met enthousiaste lezers. Sterker nog, hij woonde zelfs in Amsterdam-Oost, wat met die grote opkomst misschien ook wel iets te maken zou kunnen hebben.

Mijn interesse was in elk geval gewekt voor deze Anton Valens. Na Vis werd ook zijn debuut Meester in de hygiëne me van verschillende kanten aanbevolen en, zo bleek, met recht. Valens kwam met stip binnen in mijn lijstje auteurs-die-ik-wil-blijven-volgen. Zijn volgende boek, Het boek ONT, bereikte zelfs de shortlist van de AKO Literatuurprijs. Ook Het compostcirculatieplan gooide hoge ogen bij de kritieken en werd bekroond met de F. Bordewijk-prijs. Echte bestsellers zijn al deze boeken echter nooit geworden, wat ik zelf stiekem wel prettig vond.

Zo is Valens altijd een klein beetje een geheimtip gebleven, een writer’s writer zo u wilt. Ik snap dat ook wel, want hij schrijft geen publieksboeken. Zijn romans gaan altijd over buitenstaanders. Enigszins mensenschuwe mannen – geremd in de omgang, neurotisch, echte binnenvetters – die door iets of iemand uit hun comfortzone worden getrokken en in een nieuwe sociale omgeving terechtkomen, waar ze er maar het beste van proberen te maken. Valens heeft een heerlijke, licht plechtige stijl en een prettig gevoel voor onderkoelde humor. Zijn hoofdpersonen vragen zich voortdurend af waar ze nou weer in terecht zijn gekomen. Die verwondering, in combinatie met de nodige psychische eigenaardigheden, maken zijn hoofdpersonen geestig en sympathiek; maf ook, zeker, maar innemend.

Chalet 152 kent ook zo’n typische Valens-antiheld. Djoeke van ’t Hull zit op een dood spoor in zijn leven als hij van een oom ineens voor langere tijd op diens chalet mag passen, op het verlaten vakantiepark ’t Ezeltje. Na een periode van totale lethargie in het chalet leeft Djoeke langzaam op. In een opwelling besluit hij vrijwilligerswerk te gaan doen: hij gaat alle lantaarnpalen in het park schilderen. Door deze schilderwerkzaamheden komt hij in contact met Audrey, een jonge, kunstzinnige vrouw waar Djoeke tot zijn verbazing smoorverliefd op wordt.

Audrey nodigt Djoeke en een aantal andere bewoners van ’t Ezeltje uit om mee te doen met een ritueel bij volle maan. Ze krijgen allemaal een brouwsel van de ayahuasca-plant, een geestverruimend middel naar men zegt. Het boek vertelt het verhaal van deze hallucinerende nacht in een duinpan aan de Noordzeekust. Terwijl de deelnemers aan de sessie hun blokkades kwijtraken en meer en meer bizarre gedragingen vertonen, lezen we in de hoofdstukken tussendoor hoe Djoeke hierin verzeild is geraakt. Dit biedt Valens de kans om zijn stijl maximaal te laten spreken. Aanvankelijk slaat Djoeke het ayahuasca-ritueel licht geamuseerd gade. Zijn mededeelnemers beginnen allerlei gek gedrag te vertonen, maar op hem lijkt het middel weinig effect te hebben. Tot hij een dubbele dosis krijgt toegediend en alles alsnog ontbrandt in zijn hoofd. De licht absurde observaties van Djoeke maken plaats voor een kosmische trip waarin hij zelfs oog in oog met God komt te staan.

De hoofdstukken waarin de rest van het verhaal uit de doeken wordt gedaan vormen hierop een welkome afwisseling. Hoewel het boek niet heel dik is, zouden vermoedelijk niet veel lezers een trip van bijna tweehonderd pagina’s aankunnen. Gelukkig doseert Valens alles in juiste hoeveelheden. Een stukje verhaal, een stukje ayahuasca en zo door tot de bizarre ontknoping van de nacht in de duinen. Ook Valens’ droge humor deed me weer regelmatig grinniken. Chalet 152 is daarmee in alles weer een echte Valens. Geestig, stilistisch regelmatig briljant, met een prettig eigenzinnig verhaal. Je komt er prachtige zinnen in tegen als deze:

‘Hij luistert of hij de zee kan horen. De machtige plas water met al zijn vissen, plankton, geleedpotigen en weekdieren, zijn jagers en prooien, zijn riffen, koralen en zandgronden, vol scheepswrakken, vliegtuigwrakken en mijnen, zijn verloren visnetten, containers en overboord gezette afval, is op gelijke hoogte, of zo je wil laagte, gebleven.’ (p. 96)

Het is triest dat er waarschijnlijk geen boeken meer op Chalet 152 zullen volgen. Wat mij betreft had Valens nog heel lang zo door mogen blijven schrijven. In het zicht van de dood heeft hij gelukkig nog wel deze geslaagde korte roman voor de klauwen van de duivel weggesleept. Met de ayahuasca-hallucinaties, Djoeke’s gesprek met God en de omslagafbeelding met de duivels die worden verjaagd door Sint-Franciscus kun je het boek duidelijk zien als een poging om de dood op afstand te houden. Hoewel dat uiteindelijk niemand lukt, is Chalet 152 zeker een succesvolle poging. Het biedt deze Valens-lezer althans enige troost.

Anton Valens – Chalet 152
Atlas Contact, 2019
192 pagina’s

Facebooktwitterlinkedinmail

Leave a Reply