Hans Fallada – Alleen in Berlijn
Het eerste wat me opviel toen ik aan Alleen in Berlijn begon was het prettige taalgebruik van Hans Fallada. Het boek is een klassieker, uitgegeven in een klassiekersreeks, en dat creëert al bij voorbaat een beeld. Nog voordat ik één regel had gelezen hing er in mijn hoofd al het label aan van zware kost. Dus schoot er een gevoel van opluchting door me heen toen ik na een paar regels merkte dat Fallada zijn onderwerp trouw was gebleven: een boek over gewone mensen in oorlogstijd dat ook door gewone mensen te lezen valt.
Het begin en einde van Alleen in Berlijn zijn bekend; je hoeft er de flaptekst maar voor na te lezen. Toch weet Fallada meteen spanning in zijn verhaal op te bouwen. Hoewel het boek ruim 450 bladzijden telt zit het strak in elkaar. We volgen, buiten het echtpaar dat de hoofdrol speelt, enkele andere personages die steeds tegen wil en dank met elkaar te maken krijgen. Het is duidelijk wie goed is en wie slecht, maar het mooie is dat Fallada zijn personages zo menselijk beschrijft dat je ook voor een aantal ‘slechte’ figuren sympathie krijgt. De scènes met de kruimeldief Borkhausen en uitvreter Enno Kluge deden me vaak denken aan De lotgevallen van de goede soldaat Svejk; sympathieke klunzen die in de ene na de andere klucht terecht komen. Dit soort comic relief is ook wel nodig, want het hoofdverhaal in Alleen in Berlijn is tamelijk tragisch.
Dat de verzetsactie van het echtpaar Quangel onherroepelijk tot de dood zal lijden voelen ze zelf wel aan, maar ze hadden zich van het effect meer voorgesteld. Het punt is echter duidelijk, hoe zinloos verzet tegen het regime ook is, überhaupt in verzet komen is het belangrijkste.
Hans Fallada heeft goed aangevoeld dat hij met dit waargebeurde verhaal wat moest doen. Hij schreef Alleen in Berlijn, haast onvoorstelbaar snel, in acht weken, maar stierf vlak daarna. Terecht dat het boek onlangs is herontdekt, want het is een tijdloos werk dat draait om de eeuwig relevante vraag ´Wat zou jij doen?’.
Cossee, 2010
Oorspronkelijke titel Jeder stirbt für sich allein, 1947
Oorspronkelijk vertaald uit het Duits door A.Th. Mooij, volledig herzien door Anne Folkertsma
496 pagina’s