De Kop van de Haven – een ZKV
Het liefste reed hij er elke dag even heen. Kwamen wij op bezoek dan lichtten zijn ogen al op, nog voordat we onze jassen hadden opgehangen. Gezelschap, aanspraak; natuurlijk. Maar ook een springplank. Een springplank naar buiten, naar de mensen, naar de natuur; naar het leven, kortom. Bij nacht en ontij stuurde hij ons op bollenjacht voor zijn moestuin. Dat de hele schuur al vol lag met een voorraad bloembollen voor een volgende Hongerwinter, ach. Van bloemen had je tenslotte nooit genoeg.
Koemestkorrels, daar zweerde hij bij. Zakken vol zelfgeoogste sla kregen we mee, met soms een tuinslak erin verstopt als verstekeling. Nee zeggen was geen optie. Maar regen of zonneschijn, als het even kon moesten we de enigszins beduimelde Opel Astra in voor een ritje naar de Kop van de Haven. Een praatje maken met de immer aanwezige vissers. Of ze nog wat gevangen hadden? Neuh, ze wilden niet bijten. Even kijken of de boot naar Engeland er nog lag. Het boorplatform wat ooit zijn plaats op de Noordzee moest innemen, maar nu als een soort ruimteschip langs de kade lag. De lokale vissersvloot die elk jaar weer wat geslonken leek te zijn. Een ooit als stoer bedoeld standbeeld waar nu alleen nog een paar meeuwen naar omkeken. En natuurlijk het vispaleis. Veel te duur vond hij en daar had hij vermoedelijk gelijk in.
Maar de Kop was ook: altijd wind, altijd licht en lucht, altijd actie. Soms was het niet eens nodig om uit de auto te stappen. Alsof het voldoende was slechts die parkeerplaats aan te tikken om de rest van de dag weer aan te kunnen. De geur van de Hoogovens, vermengd met dat onmiskenbare mengsel van diesel en vis, is niet per se zaligmakend, maar doet me onmiddellijk aan hem denken. Dat, en koemestkorrels.
In memoriam Henk Bierling (Groningen, 2 maart 1925 – Driehuis, 11 februari 2022)